Soortenbank

Narcisamaniet

-

Amanita gemmata

Narcicamaniet

Ecologie en verspreiding

Ectomycorrhizapartner van loof- en naaldbomen (vnl. Eik, Beuk en Den) in oudere naald- en loofbossen en in bermen op zure tot zwak zure zandgrond. Vaak slechts enkele exemplaren, maar in de dennenbossen van de duinen soms in grote aantallen. Algemeen in de duinen en op de hoge zandgronden. Vanaf juni, maar vooral in oktober – november. Na een duidelijke teruggang rond de jaren tachtig en negentig vertoont de trend een duidelijke stijging na 2000.

Herkenning

Hoed 4-8 cm, bleekgeel, citroengeel tot dooiergeel, vaak met donkerder centrum, iets kleverig bij vocht, glanzend, met een kort gevoorde rand, met witte, vlokkige velumplakjes. Plaatjes wit, dicht opeen, met vlokkige snede. Steel 5-10 x 0,5-1,5 cm, cilindrisch met knolvormige voet (≤2 cm), wit tot bleekgeel, met een vergankelijke, vliezige ring, daaronder vlokkig, aan de voet omgeven door een dunne, witte volva. Vlees wit. Geur en smaak onbeduidend. Sporenfiguur wit. Deze soort is gemakkelijk te herkennen door de bleekgele hoed met witte plakjes en de vliezige, vergankelijke ring. Hij kan verwisseld worden met de Gele knolamaniet, die echter geen gevoorde hoedrand heeft en bovendien sterk naar rauwe aardappels ruikt.

instructie video over de amanieten van het bosmeetnet

Verspreiding