Hoed 5-15 mm breed, eerst klokvormig dan uitspreidend met stompe umbo, bleek oker tot okerbruin, doorschijnend gestreept tot het midden, heel fijn behaard (loep), zonder velumresten, iets kleverig bij vocht, verblekend bij uitdroging en dan zijdeglanzend. Plaatjes matig dicht open, bleek honingkleurig-oker met een witte, fijn bepoederde snede. Steel 10-30(-50) x 0,5-2 mm, cilindrisch, soms met een klein knolletje aan de voet, doorschijnend wit tot bleek bruin of honingkleurig, jong met hier en daar wat vezelige velumresten, die snel verdwijnen. Geur en smaak onbeduidend. Sporen 8-10,5(-11) x 4.5-6.0 µm, min of meer amandelvormig in zijaanzicht, eivormig in vooraanzicht, met stompe top, met kleine, apicale kiempore (callus), zwak tot matig ruw, zonder of met zwakke navelvlek, met een iets verdikte wand, bleek geel in water, bleek bruingeel in ammonia, donker roestbruin in KOH, niet of nauwelijks verkleurend in Melzer. Cheilocystiden 20-40 x 4-11 µm, flesvormig of tibiiform, met een 1,5-3 µm wijde hals en 2,5-7 µm wijde knop, soms gevorkt, en dan met twee knoppen.

Er zijn helaas nog geen foto’s beschikbaar