Een grote tot zeer grote witte tot bleek gekleurde melkzwam. Hoed tot 28 cm breed, gewelfd met ingerolde rand, later uitspreidend tot schotelvormig of zelfs trechtervormig met sterk ingedrukt centrum, wit, later vuilwit of met oker tint of vlekken, viltig, aan de rand wollig, verkalend met ouder worden, vaak gebarsten, droog en mat. Plaatjes min of meer aflopend, matig ver uiteen, vaak gevorkt, wit tot bleekgeel, bij ouderdom of beschadiging rozebruin vlekkerig. Steel relatief kort en gedrongen, 2-5 x 2-5 cm, massief, wit soms met okerbruine vlekken, droog, fijn fluwelig. Vlees wit, stevig en hard, zeer scherp van smaak. Geur zwak, zurig. Melk overvloedig tot schaars, wit en niet verkleurend, mild, in tegenstelling tot het scherp smakende vlees, niet verkleurend in KOH. Dit is een goed kenmerk om hem de onderscheiden van het (nog niet in Nederland aangetroffen) Vals schaapje (L. bertillonii) die naast scherp vlees ook scherpe melk heeft, die bovendien oranje kleurt in KOH. Sporenfiguur wit. Deze witte melkzwam wordt soms verwisseld met de Witte russula (Russula delica), maar die heeft geen melksap en smaakt ook veel minder scherp.
Een opvallend kenmerk is het feit dat de melk van het Schaapje mild is, in tegenstelling tot het scherpe vlees.  Op grond van recent moleculair-fylogenetisch onderzoek wordt het Schaapje, samen met de Gepeperde melkzwam (L. piperatus, met een gladde hoed en zeer dicht opeenstaande lamellen) in het geslacht Lactifluus geplaatst.