Ectomycorrhizapartner van Beuk, zelden andere loofbomen in droge tot matig vochtige, voedselarme loofbossen en lanen op zand- leem- of veengrond. Juni-december. Algemeen in de duinen en op de hoge zandgronden, elders minder algemeen of zeldzaam.
Een middelgrote melkzwam, met een rozebruine tot oranjebruine, soms wat somberbruine hoed, vaak met een umbo, droog, glad. Plaatjes matig dicht opeen, wit tot crème. Steel zelfde kleur als hoed maar iets bleker, glad. Melk wit, niet verkleurend, eerst mild maar dan iets bitter van smaak. Geur vaak opvallend, een beetje rubberachtig, Smaak onaangenaam, vaak iets bitter. Sporenfiguur wit tot crème. Door zijn kleur en standplaats over het algemeen gemakkelijk te herkennen, al vallen de hoeden niet op tussen het afgevallen beukenblad. Groeit soms samen met de Rimpelende melkzwam (L. tabidus) die meestal dunvleziger is, met een rimpelende hoed en melk die geel verkleurt. De Levermelkzwam (L. hepaticus) heeft een somberder bruine kleur, iets geel verkleurende melk en groeit onder naaldbomen.
Bezoekadres & postadres
Toernooiveld 1
6525 ED Nijmegen
info@paddenstoelenonderzoek.nl
ANBI-stichting
Paddenstoelenonderzoek Nederland is een ANBI-stichting en maakt onderdeel uit van Stichting Natuur Onderzoek Nederland.