Ectomycorrhizapartner van naaldbomen (Den, zelden Fijnspar), ook bij jonge bomen, in naaldbossen op zure, voedselarme, zandige of lemige bodem met dunne strooisellaag, ook bij vrijstaande dennen in de heide en op stuifzand. Vrij algemeen op de hoge zandgronden, zeldzaam in de duinen. Oktober-december, vaak na de eerste nachtvorsten. In de periode 1965-1984 heeft de soort een duidelijke neerwaartse trend laten zien. Na de eeuwwisseling volgde enig herstel maar in het tweede decennium is de trend weer dalend.
Hoed 2-8 (-10) cm doorsnee, gewelfd dan uitgespreid met vlak tenslotte verdiept centrum, al dan niet met een bult, donker rood- of oranjebruin in het centrum, vaak ook met olijftint, rand lichter geelbruin, oud vaak geel gevlekt of geel wordend, glad en slijmerig; plaatjes zwak tot sterk aflopend, vrij ver uiteen, tamelijk dik, wit dan geel of okergeel, soms bij ouderdom oranje. Steel 3-7 x 0,5-1 cm, cilindrisch of versmald naar de voet, bleek geel met witachtige top en basis, dan geheel geel tot okergeel, velum een gelatineus-slijmerig vlies dat de hoedrand verbindt met de steel in jonge exemplaren, tenslotte als een verdikte gelatineuze ring op de steel, boven de ring droog en fijn vlokkig, onder de ring slijmerig. Vlees in schors van hoed en steel geel of geelachtig, binnenin wit. Geen opvallende geur en smaak. Sporenfiguur wit. De Dennenslijmkop is gemakkelijk te herkennen aan de slijmige hoed en steel, olijfbruine hoed en gele steel. De zeer zeldzame variëteit aureus heeft vanaf het begin een heldergele tot oranje hoed. Sommigen beschouwen dit als een aparte soort.
Bezoekadres & postadres
Toernooiveld 1
6525 ED Nijmegen
info@paddenstoelenonderzoek.nl
ANBI-stichting
Paddenstoelenonderzoek Nederland is een ANBI-stichting en maakt onderdeel uit van Stichting Natuur Onderzoek Nederland.