Soortenbank

Gewimperde aardster

-

Geastrum fimbriatum

Gewimperde aardster

Ecologie en verspreiding

Saprotroof op humeuze, tamelijk voedselarme tot voedselrijke, vaak kalkhoudende zand- en leembodems onder naald- en loofbomen in bossen, struwelen, lanen, tuinen en parken. Vrij algemeen in de kalkrijke duinen, hoge zandgronden en Zuid-Limburg. Augustus-november. Na een sterke teruggang vanaf 1970 lijkt de soort zich in de laatste decennia weer te herstellen en is de trend positief.

Herkenning

Een middelgrote aardster met uitgespreide slippen rond een bolvormig centrum. Het totale vruchtlichaam, inclusief slippen is 1,5-5(-6) cm breed, gewoonlijk met 6-10 slippen die sterk naar onderen gekromd zijn en niet terugbuigen bij droogte, de slippen zijn tot 3 mm dik met een witte bovenkant, later lichtbruin verkleurend, de onderzijde is bruin, vaak met aangehechte aarde. Het bolletje is 0,5-2,5 cm in doorsnee, ongesteeld, afgerond aan de onderkant, glad, wittig later bruingrijs, met een centrale, vlakke tot kegelvormige opening die een gewimperde rand heeft, niet gevoord, zonder verdiepte ring rond de opening. Sporenmassa bruin. De combinatie van de volgende drie kenmerken gezamenlijk: minstens 6 slippen, een ongesteeld bolletje en een gewimperde opening die niet omgeven is door een verdiepte zone en die ook niet gevoord-gestreept is, maakt het mogelijk deze aardster van de ongeveer 20 andere inheemse soorten te onderscheiden. Verse, jonge exemplaren vallen op door hun witte kleur. De Roze aardster (G. rufescens) verschilt door grotere vruchtlichamen (tot 12 cm doorsnee), bolletje tot 4 cm en de roze getinte slippen die bij kneuzing rood verkleuren. Sommige exemplaren van de Gekraagde aardster (G. triplex) kunnen eveneens gelijkenis vertonen, maar bij die soort is de onderkant van de slippen glad, zonder grondresten.

Verspreiding