Ectomycorrhizapartner van oude loof- en naaldbomen, vooral Eik, Beuk en Grove den op droge, voedselarme, humusarme zandgrond zonder strooisellaag, vaak in zandverstuivingen. De vruchtlichamen kunnen zeer ver, tot 20 m, van de boom groeien in het open zand. September-oktober. Matig algemeen op de hoge zandgronden en hier en daar in de duinen. De soort toont over de periode na 1970 een lichte teruggang, weliswaar met grote schommelingen. Na 2000 is een licht herstel opgetreden. Als bedreigd op de Rode Lijst (2008). Zeldzaam in heel Europa.
Een middelgrote tot grote boleet met een bleek gele, okergrijze, tot licht grijsbruine hoed en steel met een grof vezelig-viltig, droog oppervlak; de steel is aanvankelijk gevuld, dan gekamerd met onregelmatige holten. De poriën zijn fijn, rond, geel. Zowel de poriën als het vlees verkleuren bij doorsnijden intens hemelsblauw tot indigo. Geur en smaak zwak, onopvallend. Sporenfiguur citroengeel. Een gemakkelijk te herkennen boleet door de bleke kleur, diepblauw verkleurende poriën en vlees, gekamerde steel en de habitat.
Bezoekadres & postadres
Toernooiveld 1
6525 ED Nijmegen
info@paddenstoelenonderzoek.nl
ANBI-stichting
Paddenstoelenonderzoek Nederland is een ANBI-stichting en maakt onderdeel uit van Stichting Natuur Onderzoek Nederland.