Saprotroof op afgevallen blad van Beuk en Eik op (matig) voedselrijke, kalkhoudende bodem. Vrij zeldzaam in de duinen, Flevopolders en op de hoge zandgronden. Augustus-november. Minder gevoelig voor vermesting en verzuring, neemt in de laatste decennia weer toe.
Een matig forse mycena, alleenstaand of in groepjes. Hoed 1,5-5 cm doorsnee, klokvormig of kegelvormig, dan vlak, vaak met brede bult, glad, glanzend, hygrofaan, grijsbruin met een violette tint, doorschijnende gestreept, bij uitdroging sterk verblekend tot bleekgeel. Plaatjes dicht opeen, smal tot breed aangehecht, vaak aderig verbonden, grijsbruin tot roodbruin, soms met iets lila tint, met een opvallend donker rood- tot paarsbruin gespikkelde snede. Steel 3-8 x 0,3-1,0 cm, cilindrisch, naar de basis verbreed, vaak vrij stevig, vezelig, wittig tot bleek violetbruin , basis met wit myceliumvilt. Geur en smaak sterk, radijsachtig. Sporenfiguur wit. De opvallende donker gespikkelde snede is een goed kenmerk, en onderscheidt deze soort van het Gewoon elfenschermpje (M. pura).
Bezoekadres & postadres
Toernooiveld 1
6525 ED Nijmegen
info@paddenstoelenonderzoek.nl
ANBI-stichting
Paddenstoelenonderzoek Nederland is een ANBI-stichting en maakt onderdeel uit van Stichting Natuur Onderzoek Nederland.