Soortenbank

Witbruine ridderzwam

-

Tricholoma albobrunneum

Witbruine ridderzwam

Ecologie en verspreiding

Ectomycorrhizapartner van Grove den en Zwarte den in open naaldbos en bij verspreide dennen in heide en zandverstuivingen, op droge, schrale, humusarme, zure zandgrond, vaak waar het kale zand nog in beweging kan komen. Vrij zeldzaam op de hoge zandgronden en in de kalkarme duinen. September-november. Gevoelig voor vermesting en verzuring. Na een duidelijke achteruitgang in de jaren zeventig tot negentig vertoont deze soort weer een lichte vooruitgang.

Herkenning

Een middelgrote Ridderzwam met een tot 6 cm brede, gewelfde hoed, vaak met umbo, glad met ingegroeide vezeltjes en licht kleverig. Plaatjes wit, uitgebocht aangehecht. De steel heeft een opvallende, goed afgegrensde witte zone aan de top (manchet), daaronder bruin bij volwassen exemplaren. Geur sterk melig. Smaak melig dan iets bitter. Sporenfiguur wit. Gemakkelijk te herkennen aan de groeiplaats, iets kleverige roodbruine hoed en witte manchet aan de steeltop.

Verspreiding