Soortenbank

Witgeringd mosklokje

-

Galerina jaapii

Witgeringd mosklokje

Ecologie en verspreiding

Tussen slaapmossen, ook op kale bodem, venige plekken, etc. Nooit echt tussen veenmos, maar wel op iets hogere plekken in het veenmosrietland waar de verlanding is doorgezet.
Matig algemeen, meest op de hoge zandgronden.

Herkenning

Microscopische controle vereist

Hoed 5-10 mm, eerste kegel- tot klokvormig dan gewelfd, soms met umbo, rossig geelbruin met lichtere rand, diep doorschijnend gestreept, glad tot iets ruw (loep). Plaatjes wijd uiteen, breed aangehecht, helder geelbruin met blekere, gekartelde snede. Steel 20-40 x 0,5-1 mm, geelbruin aan de top, naar de voet roodbruin, glad tot iets vezelig, met een wit tot geel, vezelig tot vliezig ringetje op ongeveer 5 mm van de top. Geur en smaak melig. Basidiën 2-sporig. Sporen 11-13(-13,5) x 5,5-6,5(-7) µm, Q =2,1, smal amandelvormig tot spoelvormig, met een duidelijke plage, met een callus, relatief dunwandig, roestbruin in ammonia, gemarmerd tot iets ruw-wrattig, niet erg uitgesproken, soms iets calyptraat rond de plage. Cheilocystidia 35-55 x 12-20 x 3-7, lecithiform met rond capitulum.

Dit slanke mosklokje is goed te herkennen aan het bleke, bijna vliezige ringetje, de tweesporige basidiën en de grote, slanke sporen.

Verspreiding