Soortenbank

Witte berkenboleet

-

Leccinum holopus

Witte berkenboleet

Ecologie en verspreiding

De Witte berkenboleet vormt mycorrhiza met berk en groeit voornamelijk in natte berkenbroekbossen, vaak tussen veenmos.

Herkenning

Microscopische controle vereist

Hoed 40-100 mm breed, gewelfd, tenslotte ook uitgespreid, wit, soms, vooral bij ouderdom iets grijzig of oker verkleurend, aanvankelijk met een wat korrelig oppervlak, later glad; soms, bij oude exemplaren, met (blauw)groene zweem. Buisjes 7-18 mm lang, breed aangehecht, grijswit. Poriën ongeveer 0,5 mm in doorsnee, rond, wit of crème geel, bij ouderdom soms bruin verkleurend. Steel 60-140 x 10-23 mm, cilindrisch of knotsvormig, wit, bedekt met tamelijke grove, witte schubjes, die bij ouderdom soms grijs tot zwart verkleuren. Vlees wit, roze verkleurend bij kneuzing in hoed en steel; tevens vaak ook met blauwgroene verkleuring in de schors en het vlees van de steelvoet (zichtbaar bij doorsnijden). Sporen 15,5-18 x 5,5-7,0 μm, Q gemiddeld 2,6-2,8. Hoedhuid een simpele cutis van 3.5-5(-7) μm wijde hyfen.

De Witte berkenboleet is een kleine tot middelgrote boleet, die in zijn typische vorm een witte tot heel bleekbruine hoed heeft, een witte steel met witte, meestal niet of nauwelijks gekleurde schubjes en niet verkleurend vlees. Soms komen blauwgroene tinten voor in het vlees van hoed en steel, dat bij oude exemplaren doorschijnt tot in de hoed. Deze soort vormt mycorrhiza met berk en groeit voornamelijk in natte berkenbroekbossen, vaak tussen veenmos. Verwisseling kan optreden met witte vormen van de Bruingrijze berkenboleet (L. cyaneobasileucum), die regelmatig op drogere standplaatsen zoals heide of heischraal grasland kan voorkomen. Deze soort verschilt vooral in het feit dat de steel een wolliger indruk maakt, met vezelige schubjes die bij volwassen exemplaren grijzig getint zijn; een goed microscopisch verschil kenmerk is de Q-waarde van de sporen (lengte/breedte) die gemiddeld 2,6-2,8 is bij de Witte berkenboleet, en groter dan 3 bij de Bruingrijze berkenboleet . Ook de hoedhuid verschilt: bij de Witte berkenboleet bestaat die uit slanke hyfen van 2-8(-12) μm breed, terwijl de Bruingrijze berkenboleet talrijke bredere elementen in de hoedhuid heeft, zgn. cilindrocysten: de hyfen bestaan uit korte, iets opgezwollen elementen, die gemakkelijk afbreken en los in het preparaat te zien zijn.

Verspreiding